Het energievraagstuk is een van de meest complexe problemen op dit moment. We gebruiken steeds meer energie, terwijl fossiele bronnen opraken. Tegelijkertijd zijn steeds meer wetenschappers ervan overtuigd dat CO2 uitstoot een negatieve invloed heeft op het klimaat. Ongeveer 15% van het nationaal energiegebruik bestaat uit verkeer en vervoer. Weer de helft daarvan bestaat uit personenvervoer, waar we vooral fossiele brandstof voor gebruiken. Het roer moet dus om en bij vervoer valt flinke winst te boeken. Vervoer moet duurzamer worden en dit is een taak van de overheid.
Aan een transformatie naar een samenleving met duurzaam vervoer hangt namelijk ook een publiek belang. In het grotere plaatje is onze economie namelijk sterk afhankelijk van een degelijke energievoorziening. Aardolie, wat we voor ons vervoer gebruiken, komt voor een groot deel uit instabiele regio’s en vormt daarmee een direct risico voor die energievoorziening.
Maar ook om andere redenen is het logisch dat de overheid regels stelt en duurzamere technieken stimuleert. De luchtkwaliteit hangt bijvoorbeeld sterk samen met de uitstoot van fijnstof en roetdeeltjes. Door uitlaatgassen te beperken wordt de gezondheid van mensen dus bevorderd.
Op het eerste gezicht lijken dit allemaal taken voor de landelijke overheid. Zij maakt immers de regels en kan via de wet harde eisen stellen. Echter kan de gemeente ook een rol spelen en mensen stimuleren duurzamer vervoer te gebruiken. De gemeente Utrecht heeft zelfs een special actieplan opgesteld waar in de breedte wordt gekeken hoe het vervoer in de stad zo duurzaam mogelijk gemaakt kan worden.
Een grote stap naar duurzaam vervoer is de omschakeling van benzine naar elektriciteit. Elektrische auto’s hebben, mits de elektriciteit met een groene bron is opgewekt, helemaal geen uitstoot en kunnen 100% hernieuwbare energie gebruiken. Voor elektrische auto’s is wel een goede infrastructuur van oplaadpunten nodig. De mobiliteit van elektrische auto’s wordt een stuk groter als ze ook op andere plekken dan voor de eigen voordeur kunnen worden opgeladen. De gemeente kan besluiten om, alleen of met het bedrijfsleven, elektrische oplaadpunten te plaatsen. Mede door een motie van STIP worden daarom in Delft al meer dan 25 oplaadpunten neergezet.
Ook op het gebied van goederenvervoer kan winst behaald worden. In het actieplan van Utrecht is goederenvervoer een belangrijk onderwerp. Ze maken daarbij slim gebruik van de grachten een centraal distributiepunt. Ook Delft maakt met het project ‘The last mile’ al stappen op stedelijke distributie. Voor STIP zou dit nog beter kunnen als ook elektrische vrachtwagens worden ingezet. Die geven nog minder lawaai en zorgen voor minder uitlaatgassen in de binnenstad.
De meest voor de hand liggende oplossing is uiteraard gewoon minder gebruik maken van de auto. In een stad als Delft is de fiets een prima alternatief, alle afstanden zijn gemakkelijk te overbruggen. Om fietsen zo aantrekkelijk mogelijk te maken moet gezorgd worden voor een uitgebreid fietsnetwerk, dat comfortabel, snel en veilig is. Mensen kunnen op die manier uit hun auto gelokt worden en verleidt worden de schone fiets te nemen.
Kortom, er zijn genoeg mogelijkheden voor gemeenten om te zorgen voor duurzamer vervoer. STIP vindt dan ook dat Delft hier een actieve houding op moet innemen. Wachten op Den Haag, of tot de markt het oppakt niet nodig. Duurzaam vervoer heeft voordelen voor de stad en daarom moet de gemeente er in investeren. Juist Delft, met een universiteit die zich profileert op duurzaam vervoer met zonnenauto Nuna en de super zuinige Ecorunner, heeft de mogelijkheden om voorop te lopen in het toepassen van innovaties en kan daarmee koploper zijn in het verduurzamen van vervoer.